“Fladderen” is een trend. Voor degene die de term nog niet kennen, volgt een korte uitleg. “Fladderen” is het rondrijden van een goede, jonge of veelbelovende renner zonder dat deze druk voelt. Een renner die mag “fladderen”, komt in de pikorde tussen de kopman en de luxe knecht. Op het moment dat een renner zegt te gaan “fladderen”, stelt hij eigenlijk: “Ik ben kopman, máár als ik voel me niet goed voel en een dagje laat lopen, is dat niet erg”. De term is uitgevonden door Tom Dumoulin, professioneel wielrenner bij Giant-Alpecin.
Nog niet duidelijk? Dan volgen hier enkele goede voorbeelden van fladderende renners. Voorbeeld één: Tom Dumoulin (de uitvinder himself), Vuelta 2015. Als er een cursus fladderen voor gevorderden zou worden gegeven, is deze tape van Dumoulin in deze Vuelta uitstekend studiemateriaal. Voorbeeld twee: Wilco Kelderman, Giro 2014. Een schoolvoorbeeld van een fladderende renner in zijn eerste grote ronde. Het volk heeft hoge verwachtingen, die door de ploegleiding worden getemperd door een renner aan te duiden als “fladderaar”.
Ook in de Tour, die dit weekend startte, zult u veel renners zien fladderen. Niet zozeer omdat de wint hard waait in sommige delen van Frankrijk, maar gewoon omdat er veel jonge/veelbelovende renners aan de start staan die zich graag willen bewijzen, maar hier niet de druk van de Tour-volgers bij willen voelen. Wilco Kelderman geldt opnieuw als één van de fladderaars pur sang. Aan het begin van het jaar werd er hardop uitgesproken dat hij in juli de kopman zou zijn. Na het wegvallen van Gesink en de wisselvallige prestaties van Kelderman werd dit idee echter bijgesteld. Kelderman is nu toch een soort kopman, maar gaat per dag bekijken of hij zijn kans zal gaan. Hij hoeft geen klassement te rijden, gaat voor etappezeges, maar laat niet zomaar lopen wanneer hij goed staat in het klassement. Fladderen dus.
Tom Dumoulin, het andere schoolvoorbeeld, is deze Tour ook een fanatiek fladderaar. Hij heeft het vizier op Rio. De Tour kwam dan ook niet in zijn planning voor. Totdat een zitvlak blessure zijn Giro plots verstoorde en hij besloot om als “supercompensatie” naar Frankrijk te trekken. Op de vraag wat we van hem mochten verwachten, gaf hij naarmate de tijd vorderde steeds een ander antwoord. Eerst stelde hij dat we hem enkel in de tijdritten moesten verwachten. Daarna kwam het bericht dat hij eventueel een back-up was voor kopman Barguil. Vervolgens wilde hij in de eerste week dat geel wel hebben, en tja, als hij dat dan toch had, zou hij niet zomaar weggeven. Je voelt hem al aankomen, fladderen.
Talloze fladderaars, die we hier niet uitgebreid zullen behandelen, rijden er in deze ronde mee. Ik noem een Dylan Groenewegen, Julian Alaphilippe, Louis Meintjes, Adam Yates, Jasper Stuyven, Lawson Craddock en Sondre Holst Enger.
Natuurlijk kijk je als volger en fan uit naar de grote namen. Het verwachtte duel tussen Froome en Quintana en misschien een verrassend sterke Thibaut Pinot, laat ons watertanden. De strijd op de vlakke wegen tussen de Duitsers Kittel en Greipel, die sinds zaterdag hebben begrepen dat Cavendish zich zal mengen, is iets om naar uit te kijken. Maar het feit dat er zoveel frivole renners rondrijden in het peloton zorgt voor een welkome variatie. Het doorbreekt het vaste patroon dat een Tour vaak dreigt te krijgen en het zorgt voor verrassingen.
Gisteren was het al raak. Terwijl ik deze column zat te tikken, gaf één van de fladderaars – Jasper Stuyven – volle bak gas om het peloton te verrassen. Hij slaagde uiteindelijk niet in zijn opzet, maar hij heeft een op het oog saaie etappe (enkel het einde was op voorhand spectaculair te noemen) interessant gemaakt. Zijn naam zullen we deze Tour niet meer vergeten. Die van de nummer zeven uit de daguitslag wel.
Je weet natuurlijk nooit of ze het gaan waarmaken, die fladderaars. Kelderman kan roemloos afgaan, de belofte die hij ons heeft gedaan een etappe te winnen niet inlossend. Dumoulin kan zich inderdaad volle bak op Rio richten en de Tour rijden als een goede training. En Louis Meintjes kan met zijn tere lichaam ziek worden en de Tour vroegtijdig verlaten.
Het punt is echter dat de fladderaars het kijkplezier verhogen. Ze maken de koers, weer spannend. Ze maken het wielrennen weer mooi. Ze laten het publiek weer hopen. Ze jagen hun dromen na. Ze laten ons de liefde voor de koers terugvinden. Als vlinders fladderen ze rond in onze buik. En wat is er nu mooier dan dat?
Wie is Kai van de Wiel?
"Ik ben Kai van de Wiel, 22 jaar en fervent wielervolger. De passie voor de sport op twee wielen is ontstaan op de zondagen bij opa voor de televisie. Geïntrigeerd als ik was, zat ik daar als 6-jarig jongetje elke week te kijken naar de wereldbekerwedstrijden. Mannen als Michael Boogerd en Erik Dekker waren mijn helden. Ik schrijf erg graag over de koers en probeer hierin inzichten uit mijn opleidingen Politicologie en Communicatiewetenschap te verwerken. Om de passie voor het schrijven kracht bij te zetten, ben ik samen met drie anderen een blog begonnen genaamd "t Nieuwe Wielrennen".
Bekijk de
Tour de France.